VAR verdwijnt...
Beschikking Geen Loonheffing (BGL) vervangt Verklaring arbeidsrelatie (VAR) in 2015…
VAR
De VAR is een door de Belastingdienst afgegeven beschikking met als doel
duidelijkheid te verschaffen over de kwalificatie van een arbeidsrelatie. De
VAR geeft aan of een opdrachtnemer ondernemer is (VAR-wuo of VAR-dga),
resultaat uit overige werkzaamheden geniet (VAR-row) of als werknemer wordt
beschouwd (VAR-loon). Indien een opdrachtnemer over een VAR-wuo of een VAR-dga
beschikt, vrijwaart dat een opdrachtgever van de verplichting om loonheffingen
in te houden en af te dragen.
BGL
De vier VAR’s worden vervangen door de BGL. Voor het aanvragen van deze
beschikking wordt een webmodule ontwikkeld. Met de BGL wordt getracht de
schijnzekerheid over de fiscale kwalificatie van de inkomsten die de VAR biedt
weg te nemen. Deze schijnzekerheid ontstaat doordat de afgifte van de VAR
plaatsvindt op basis van feiten en omstandigheden die zich nog voor moeten
doen. Het komt dan ook regelmatig voor dat de feiten en omstandigheden in de
praktijk afwijken van die in de aanvraag, waarbij de meldingsplicht voor deze
afwijkingen vrijwel nooit wordt nageleefd.
De BGL beperkt zich uitsluitend tot het oordeel of voor de arbeidsverhouding een inhoudingsplicht bestaat voor de loonheffingen. Dit betekent dat met de BGL geen (voorlopige) kwalificatie voor de inkomstenbelasting wordt gegeven, zoals dat bij de VAR wel het geval was. De BGL zegt dus niets over de vraag of een ondernemer in aanmerking komt voor ondernemersfaciliteiten. Dit neemt niet weg dat bij een op juiste gronden afgegeven BGL de Belastingdienst bij de aanslag inkomstenbelasting niet van de kwalificatie van de arbeidsverhouding zal afwijken.
Anders dan bij de VAR wordt de opdrachtgever bij de BGL medeverantwoordelijk voor de controle op de juistheid van de BGL. De opdrachtgever is slechts gevrijwaard van het inhouden en afdragen van loonheffingen indien de werkzaamheden en de wijze waarop en de condities waaronder deze worden verricht volledig overeenkomen met de vermeldingen op de BGL.
Punten waarop de opdrachtgever geen invloed heeft, zoals het aantal opdrachtgevers waarvoor een opdrachtnemer werkt, hoeft hij niet te controleren. Deze worden ook niet in de beschikking vermeld. Mocht op grond van deze laatstgenoemde punten worden geconstateerd dat er wel sprake is van een dienstbetrekking, dan wordt de opdrachtgever niet alsnog loonheffingen verschuldigd. Het door de opdrachtgever kunnen verkrijgen van rechtszekerheid blijft ook in de nieuwe systematiek een essentieel onderdeel.
Handhaving
Indien de feitelijke invulling van de arbeidsrelatie afwijkt van dat wat op de
BGL staat en als dit leidt tot de kwalificatie van de arbeidsverhouding als
dienstbetrekking, dan heeft dit vergaande consequenties. De Belastingdienst zal
het standpunt innemen dat reeds bij het ontstaan van de arbeidsrelatie een
inhoudingsplicht bestond. Dit betekent dat zonder tegenbewijs over de gehele
periode van de arbeidsrelatie loonheffingen worden nageheven van de
opdrachtgever.
Overgangsrecht en
inwerkingtreding
Om zowel opdrachtnemers, opdrachtgevers en de Belastingdienst de tijd te gunnen
zich voor te bereiden op de nieuwe systematiek, zal de BGL niet meteen na
plaatsing in het Staatsblad in werking treden. Er is ook voorzien
in overgangsrecht. Het wordt mogelijk om de BGL al af te geven nadat de wet in
het Staatsblad is gepubliceerd, maar nog voordat deze
in werking is getreden. Voorts wordt de geldigheidsduur van de VAR over 2014
verlengd tot de datum van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Bron : de Belastingdienst